Vergoeding van Shockschade vanwege identificatie in het mortuarium
Op 23 juli 2019 heeft het gerechtshof Den Haag geoordeeld over de vraag of de ouders en de broer van een overleden vrouw in aanmerking komen voor een vergoeding van shockschade vanwege een identificatie in het mortuarium.
Wat is shockschade?
Shockschade is de schadevergoeding waarop iemand recht heeft wanneer hij of zij is geconfronteerd met een traumatische gebeurtenis van een naaste.
Shockschade is voor het eerst door de Hoge Raad in het Kindertaxi-arrest erkend als schadepost. In het Kindertaxi-arrest ging het om een vijfjarig meisje dat door een achteruit rijdende taxibus werd aangereden. Het achterwiel van de taxibus reed uiteindelijk over het hoofd van het vijfjarig meisje. Het meisje overleed ter plekke. De moeder van het meisje is tijdens het ongeval zelf niet aanwezig maar is door alle commotie al snel ter plaatse en wordt zo geconfronteerd met het ernstige letsel van haar dochtertje. De moeder houdt er PTSS aan over. De Hoge Raad kende shockschade toe onder de volgende voorwaarden:
Er moet sprake zijn van een directe confrontatie van het ongeval of met de ernstige gevolgen van het ongeval, het zogenoemde confrontatievereiste;
Door die confrontatie wordt een heftige emotionele shock teweeggebracht bij die naaste;
Die heftige shock heeft geestelijk letsel tot gevolg (een psychiatrisch erkend ziektebeeld zoals in bovengenoemde zaak PTSS).
De moeder in het Kindertaxi-arrest had dus recht op shockschade.
Wat was er gebeurd?
Een 20-jarige vrouw was enkele maanden als au pair werkzaam in Nederland toen zij in 2015 werd aangereden door een vuilniswagen. De vrouw kwam onder de vuilniswagen terecht en liep zeer ernstige verwondingen op waaronder aan haar hoofd die op meerdere plaatsen was gebroken. De vrouw overleefde de aanrijding niet. De ouders en de broer van de vrouw reisde direct naar Nederland voor het identificeren van het lichaam in het mortuarium. Aldaar werden zij geconfronteerd met het zeer ernstige letsel van hun dochter/zus. Zij vorderden een vergoeding voor de door hen geleden shockschade.
De verzekeraar van de vuilniswagen weigerde vergoeding van shockschade. Het argument was dat niet zou zijn voldaan aan het confrontatievereiste zoals genoemd in het Kindertaxi-arrest. De rechtbank volgde die mening. De rechtbank overwoog dat nu de familieleden het ongeval niet zelf hebben gezien maar slechts een filmpje van het begin van de aanrijding er niet is voldaan aan het confrontatievereiste. De rechtbank vond het ook van belang dat de familieleden niet het stoffelijk overschot van de vrouw kort na het ongeval op straat hebben gezien, zoals bijvoorbeeld de moeder in het Kindertaxi-arrest. Verder overwoog de rechtbank dat hoewel de familieleden het stoffelijk overschot in het mortuarium hebben geïdentificeerd, dat niet gelijk is te stellen met een confrontatie op straat kort na het ongeval, aangezien er bij de identificatie sprake was van een gewassen en opgebaard lichaam. Volgens de rechtbank was dus niet voldaan aan het confrontatievereiste waardoor de vordering op shockschade werd afgewezen.
In hoger beroep vorderden de familieleden een verklaring voor recht dat wel aan het confrontatievereiste was voldaan. Het hof overwoog dat voor het confrontatievereiste niet vereist is dat degene die daar een beroep op doet direct betrokken is geweest bij het ongeval of bij het ongeval of de gebeurtenis aanwezig is geweest. De confrontatie kan ook plaatsvinden (kort) nadat de gebeurtenis die tot de dood of verwonding van een naaste heeft geleid heeft plaatsgevonden.
Het hof vond van belang dat ten tijde van de identificatie door de familieleden de zeer ernstige (hoofd)wonden nog steeds aanwezig waren. Het slachtoffer was namelijk onherkenbaar, aldus de familieleden. Bovendien hadden de familieleden camerabeelden van het begin van het ongeval gezien. Die camerabeelden, in combinatie met de waarneming van het slachtoffer in het mortuarium kort na het ongeval, maakt dat moet worden aangenomen dat de familieleden zich bij die identificatie een duidelijk en concreet beeld hebben kunnen vormen van de omstandigheden waaronder het slachtoffer is overleden en de gevolgen daarvan. Het feit dat in een mortuarium het slachtoffer is gewassen en opgebaard doet daar niet aan af.
De familieleden kregen dus gelijk van het hof. Er was voldaan aan het confrontatievereiste. Wel moeten de familieleden nog medisch onderbouwen dat ten gevolge van de confrontatie er sprake is van geestelijk letsel. Een terechte uitspraak. Zo werd ook door de rechtbank Noord-Nederland een bedrag van € 40.000,00 aan shockschade toegewezen aan de vader van de in 1999 vermoorde Marianne Vaatstra. In 2014 oordeelde de rechtbank echter dat de moeder van een vermoorde zevenjarige jongen geen recht had op shockschade na identificatie in het mortuarium. In die zaak werd de moeder pas na vier dagen ‘geconfronteerd’ met het stoffelijk overschot van haar zoontje. Bij de beoordeling van shockschade gaat het dus vaak om de omstandigheden van het geval.
Contact
Hebt u een vraag over shockschade of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen, neem gerust contact op. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 0800 – 8033 of stuur een e-mail naar info@dehersteladvocaat.nl.