Aansprakelijkheid van de wegbeheerder
Regelmatig komt het voor dat weggebruikers een eenzijdig ongeval overkomt. Niet altijd is te achterhalen, waardoor een voetganger of fietser ten val komt of een automobilist de macht over het stuur verliest. Zo ook afgelopen zaterdag. Op 12 april jl. kwam een motorrijder hard ten val in Waalwijk. Klik hier voor het artikel.
Maar wat nu als de val komt door een gebrek aan het wegdek? Kun je dan bij iemand aankloppen met je schade? In dit artikel zetten we de regels omtrent de aansprakelijkheid van de wegbeheerder op een rij en bespreken we een interessant arrest dat de Hoge Raad recent heeft gewezen.
Aansprakelijkheid wegbeheerder
De Nederlandse wegbeheerder kan op grond van artikel 6:174 BW (kwalitatieve of risicoaansprakelijkheid), dan wel krachtens artikel 6:162 BW (algemeen onrechtmatige daadsrecht) aansprakelijk worden gesteld voor schade ontstaan door een eenzijdig verkeersongeval ten gevolge van de (gebrekkige of gevaarlijke) toestand van de openbare weg.
Risicoaansprakelijkheid
De wegbeheerder is aansprakelijk wanneer de openbare weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waardoor zich een gevaar voor personen en zaken verwezenlijkt. Er is slechts sprake van een inspanningsverplichting: de openbare weg hoeft niet steeds in perfecte staat te verkeren.
Tenzij…
De wegbeheerder is niet aansprakelijk in een situatie waarin de tijdsduur tussen het ontstaan van het gebrek én het verwezenlijken van het gevaar zo kort was, dat het gevaar redelijkerwijs niet te voorkomen was (de zogenaamde ‘tenzij-formule’). Indien de wegbeheerder deugdelijk en effectief waarschuwt voor gebreken aan de openbare weg bestaat ook géén aansprakelijkheid. Onder omstandigheden is een dergelijke waarschuwing onvoldoende. Slechts de reparatie van het gebrek, een verandering van de verkeerssituatie of de afsluiting van de desbetreffende weg kan er dan voor zorgen dat aansprakelijkheid ontbreekt.
Gebrek
De belangrijkste vraag is wanneer een wegdek gebrekkig is. Hierbij spelen gedragsnormen als veiligheidsvoorschriften en zorgvuldigheidsnormen een belangrijke rol. Op de benadeelde rust de bewijslast met betrekking tot de feiten, die meebrengen dat de weg gebrekkig is. Een schending van een concrete norm zal snel tot aansprakelijkheid leiden.
Het komt dus aan op de vraag of de weg, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Aldus de formulering van de Hoge Raad in het Wilnis-arrest van 17 december 2010.
Recente uitspraak
De Hoge Raad heeft hier op 4 april jl. een interessant arrest over gewezen. Klik hier voor het arrest. Het ging om de volgende kwestie. In 2007 fietste het slachtoffer op zijn racefiets. Hij werd ingehaald door een vrachtwagen met aanhangwagen. De inhaalmanoeuvre zorgde ervoor dat het slachtoffer met zijn voorwiel in een richel naast de weg kwam. Het slachtoffer kwam ten val en kwam onder de vrachtwagen terecht en liep daarbij ernstig letsel op.
Het slachtoffer startte een procedure tegen de verzekeraar van de vrachtwagen. Vast wordt gesteld dat zich tussen de rijbaan van de weg en de strook grasbetonklinkers in de berm op veel plaatsen een spleet bevond met een breedte van 3 tot 6 centimeter en een diepte van 7 tot 8 centimeter.
De verzekeraar riep de gemeente, waarin de weg met de richel lag, in vrijwaring op in deze procedure. Daarmee wil de verzekeraar, indien ze wordt veroordeeld, direct de schade op de gemeente kunnen verhalen. Op 6 juli 2010 oordeelde de rechter dat de verzekeraar aansprakelijk is. Vervolgens is over de vrijwaringszaak, de zaak tussen de verzekeraar en de gemeente, tot aan de Hoge Raad geprocedeerd.
Financiële middelen
De verzekeraar vindt dat de gemeente aansprakelijk is omdat de gemeente als wegbeheerder heeft nagelaten voor een veilige verkeerssituatie zorg te dragen. De verzekeraar verwijst naar het ‘Handboek veilige inrichting van bermen’ van de CROW waarin is bepaald dat de berm van de weg en de daar aangebrachte strook grasbetonklinkers een veilige uitwijkmogelijkheid voor weggebruikers dient te bieden. Dit bood de weg niet, terwijl de weg wel vaak door (race)fietsers en vrachtverkeer werd gebruikt. De verzekeraar concludeert dat de berm van de weg dus onveilig was voor weggebruikers. De gemeente had volgens de verzekeraar als wegbeheerder op relatief eenvoudige wijze maatregelen kunnen treffen om dit gevaar te voorkomen, bijvoorbeeld door de grasbetonklinkers dichter tegen de weg aan te plaatsen of de spleet op te vullen. De gemeente stelt dat ze onvoldoende capaciteit en financiële middelen heeft om dergelijke richels steeds op te vullen.
Deze uitleg van de gemeent vindt de Hoge Raad te kort door de bocht. De Hoge Raad stelt dat het op de weg van dat de gemeente ligt voldoende te onderbouwen dat de gemeente geen geld heeft om richels op te vullen. ‘De enkele stelling van het overheidslichaam dat de financiële middelen ontoereikend waren, zal in de regel niet volstaan’, aldus de Hoge Raad.
Concrete norm
Verder stelt de Hoge Raad nog dat de CROW-richtlijn wel degelijk een concrete norm is (waar de verzekeraar naar verwees). Dit bemoeilijkt de positie van de gemeente. In eerdere rechtspraak is immers vast komen te staan dat bij schending van een concrete norm snel tot aansprakelijkheid zal leiden. De Hoge Raad verwijst de zaak door naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling. To be continued…
Contact
Hebt u een vraag over dit onderwerp of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen, bel dan met 0800-8033, stuur een facebookbericht, of stuur e-mail naar info@dehersteladvocaat.nl.